Guido Vandenbroucke, bij het grote publiek bekend als de conservator van het natuurdomein ‘De Blankaart’, presenteerde zijn nieuwe boek ‘Mijn Wortels’ bij Belhop in Poperinge. Familie en vrienden kwamen samen om dit werk te vieren. Het boek, met de ondertitel “Levensverhalen van een buitenkind”, neemt de lezer mee op een nostalgische reis door de afgelopen vijftig jaar, gezien door de ogen van een boerenzoon die opgroeide in een kleine pittoreske dorpje Proven. Tijdens de presentatie genoten de aanwezigen van een hoppig huisbiertje of een hopsiroopje, terwijl fragmenten uit het boek werden voorgelezen door zijn dochter Annebel en kleindochter Lena. Zijn broer Hans, de eerste lezer van het boek, deelde zijn beschouwingen en benadrukte daarmee de echtheid en impact van de verhalen. De boekpresentatie legde Guido's diepe verbondenheid met zijn familie en gemeenschap bloot.
Een terugblik op het landelijke leven
Het 208
pagina’s tellende boek biedt een intieme blik op het leven op een kleine hoeve
in Proven, waar Guido Vandenbroucke als kind de nesten van merels ontdekte.
Deze vroege ervaringen met de natuur hebben een blijvende indruk op hem
gemaakt. Hij deelt zijn verwondering over de natuur die hij nu, vijftig jaar
later, nog steeds voelt wanneer hij naar het nest van een zeearend kijkt. Het
boek beschrijft niet alleen de persoonlijke geschiedenis van Guido, maar ook de
veranderingen in het boerenleven en het landschap door de opkomst van de agro-industrie.
Historische en persoonlijke verhalen
Guido
Vandenbroucke vertelt in zijn boek over de transformaties die hij heeft
meegemaakt: van het rooien van de meidoornhaag op de boerderij van zijn vader
tot de heraanplanting van een haag door zijn broer met steun van het Regionaal
Landschap. Het harde boerenleven wordt levendig beschreven, net als de sociale
structuur van het dorp met de baron, de burgemeester, de pastoor, en zelfs
beroemde figuren zoals wielrenner Guido Reybrouck en voetballer Paul Van Himst.
Familie en toekomst
Vandenbroucke’s
trots op zijn afkomst komt duidelijk naar voren. Zijn verhaal is niet alleen
dat van zijn jeugd, maar ook van zijn hele familie: van zijn ouders op de
hoeve, zijn broers en zus, tot zijn eigen dochter die samen met haar man een
akkerbouwbedrijf met hoppeteelt runt. Deze familiebanden en hun gezamenlijke
liefde voor het boerenleven vormen de kern van zijn verhalen.
Oproep tot reflectie
Guido
Vandenbroucke hoopt dat zijn boek niet alleen een nostalgisch terugblik biedt,
maar ook een uitnodiging is tot reflectie over de relatie tussen landbouw en
natuurbehoud. In tijden van toenemende polarisatie benadrukt hij dat de kloof
niet door landbouwers en natuurbeschermers is ontstaan, maar door politieke en
economische belangen.
Bestelinformatie
Het boek
"Mijn Wortels" is in eigen beheer uitgegeven en ontworpen door het
grafisch bureau Rein uit Diksmuide. Het is te koop voor 20 euro via overschrijving op rekeningnummer BE85 0682 0128 2606
met vermelding "Mijn Wortels".
Daarnaast is het boek verkrijgbaar bij de
Standaard Boekhandel in Diksmuide en Poperinge, en in het bezoekerscentrum De
Blankaart.
Guido
Vandenbroucke toont met "Mijn wortels" dat iedereen een verhaal te
vertellen heeft. Zijn vermogen om zijn levenservaringen om te zetten in
meeslepende verhalen maakt dit boek tot een waardevolle bijdrage aan de Vlaamse
literatuur en een eerbetoon aan het boerenleven van weleer.
Over Guido Vandenbroucke
Guido
Vandenbroucke (67) is sinds 1994 conservator van het natuurdomein ‘De Blankaart’.
Naast zijn werk als natuurbeschermer heeft hij een passie voor schrijven, wat
eerder resulteerde in het boek ‘De Blankaart’ (2011). Met “Mijn Wortels” voegt
hij een persoonlijk en historisch waardevol werk toe aan zijn oeuvre.
Conclusie
“Mijn
Wortels” is een prachtig boek dat de lezer meeneemt op een reis door het leven
van Guido Vandenbroucke. Het biedt een unieke kijk op het boerenleven in de
Westhoek en de uitdagingen van natuurbescherming. Guido’s verhalen zijn een
bron van inspiratie en een eerbetoon aan de eenvoud en schoonheid van het
plattelandsleven.
Reacties van Lezers
De eerste
reacties op “Mijn Wortels” zijn lovend. Lezers prijzen de herkenbare verhalen
en de meeslepende schrijfstijl van Guido. Het boek biedt niet alleen een nostalgische
terugblik, maar ook waardevolle inzichten in de relatie tussen landbouw en
natuurbehoud.
Speech: auteur Guido Vandenbroucke
Beste zus, broers, familie vrienden, kennissen en mijn buren van Woumen die vrienden zijn geworden, welkom!
Waarom schrijf jij nu een boek? Had je echt niets anders te doen?
Toen
ik dat hoorde moest ik aan ons moeder denken die me toeriep ‘wat sta je daar te
staan, heb je niets anders te doen?’ – als ik in gedachten verzonken door het
keukenraam naar de weiden stond te kijken, naar de kievieten die opvlogen of de
benden spreeuwen die voorbijtrokken.
Maar Nee dus, ik heb me niet aan het schrijven gezet omdat ik bij mijn pensionering niets meer om handen had en toch maar iets moest doen om de tijd te doden. Dat was het zeker niet. Integendeel ik heb vrije momenten gezocht om te kunnen schrijven want ons vrijwilligerswerk is meer dan een voltijdse job. De Blankaart roept en vraagt en krijgt veel tijd.
En
er is ook nog een wijngaard op de Wulfhulle en af en toe roepen Annebel@Bart
als ze een man tekortkomen. Er blijven weinige momenten over om stil te vallen
en dat is best aangenaam want ik doe alles uit vrije wil, niets moet, veel kan
en mag.
Iedereen
weze gewaarschuwd. Spreek me niet aan met ‘Guido je zou eens moeten….’ . AUB Nee,
beter is: ‘Guido als je tijd en goesting hebt, zou je dan eens willen….’ Moeten
is verleden tijd!
Komt
daarbij dat de Blankaart een verslaving is waarvan je nooit geneest.
Nu
zijn er de zeearenden waarvan Trees zich de voorbije maanden zelfs afvroeg of
ik misschien zelf die eieren had uitgebroed.
Ik heb me aan het schrijven gezet deels uit verbazing voor wat onze ouders Maria&Marcel verwezenlijkt hebben. Ik vraag mij nog steeds af hoe zij op hun klein boerderijtje in de Uilegatstraat nummer 7 in Proven, een boerderijtje van amper 13 ha en 13 koeien als alles goed meezat, 9 kinderen hebben grootgebracht, met een klein inkomen waardoor we sober leefden, met een beperkt comfort. Hoe hebben zij dat in godsnaam klaargespeeld?
Als
ik nu naar mijn broers en mijn zus kijk, dan kan ik alleen maar vaststellen dat
we het er allen desondanks goed vanaf gebracht hebben. Geen één van ons is
mislopen (hoewel nonkel Cyriel vond dat ik toch op het verkeerde pad
terechtgekomen ben). We hebben elk op onze manier onze weg gevonden en kunnen
terugkijken op een mooie carrière: slagers, bakkers, opvoeders, leraren, verpleegsters
en allen hebben ze goed geboerd. Toch zeker de gewezen middenstanders uit onze
bende. Ik moet me wel corrigeren t.a.v. Hans, Hans is de enige van de 9 die nog
moet werken.
Maar
wijlen Rafaël Busschaert met zijn houten been, die destijds op de hoeve langs
kwam om lukken, rum en zwijnemeel ter verkopen, zei het toen al telkens hij de voordeur
openstak:’Een bende goede joengens Maria’.
Maria&Marcel
zijn beiden 96 jaar geworden zijn, ge moet het maar doen.
Het schrijven was dus vooral een terugkeren naar de Uilegatstraat om een aantal momenten te herbeleven. Momenten die zodanig diepe indrukken hebben nagelaten dat het filmpjes zijn geworden die ik nog steeds in mijn brein kan laten afspelen. Verhalen waar de kleinkinderen graag naar luisteren. Misschien zullen er broers of zal zus Bernadette bij het lezen opmerken dat zij dat zo niet hebben ervaren, dat iets historisch niet klopt, maar weet dan dat het mijn terugblik is, mijn herbeleven. Dat van de achtste in de rij. Ik ben ervan overtuigd dat ook zij evenveel verhalen kunnen ophalen en dat ieder van de Broekjes “Zijn wortels” zou kunnen schrijven.
In hoeverre die momenten bepalend zijn geweest voor de man die ik uiteindelijk geworden ben en voor de wegen die ik ben ingeslagen, dat weet ik niet, daar spreek ik me niet over uit. Dat is voer voor psychologen en therapeuten of voor elk van u als u het boek heeft gelezen. Laat de analyses maar komen. En aangezien ik met een brede glimlach achterom kan kijken, zullen de trauma’s die ik er al zou van overgehouden hebben ergens in een klein hoekje zitten.
Wat
wel duidelijk is, is dat wij van kindsbeen af hebben leren te overleven. Een
bende van negen kinderen in een heel klein huisje, een tafel een zitbank, wat
stoelen, een Leuvense kachel en één zetel, voor vader.
Dat
we al snel ons plan konden trekken, blijkt het meest uit de verbouwing van ons
huisje destijds. Het huis was te klein
geworden, we hadden geen sanitair en geen uitgeruste keuken. De verbouwing in
de jaren 70 was een zuiver staaltje van teamwerk van opgroeiende pubers. Broer Gerard
had de leiding. Architect Bouckenooge (hier uit de buurt in de Duinkerkestraat)
moet wel raar opgekeken hebben toen enkele tieners hem vroegen om een plan te
tekenen voor de modernisering van ons huis…. Maria&Marcel lieten ons doen… de
architect tekende, we zorgden voor de bouwaanvraag en de bouwpremie en onze
oudste broer Rik hielp bij de metselwerken. Het begin van zijn carrière als
aannemer trouwens. Enkele maanden later hadden we een woning met toilet,
badkamer, nieuwe keuken… net op het moment dat de eerste vogels het nest
verlieten of net verlaten hadden en de eerste schoondochters en liefjes over de
vloer kwamen. En Maria&Marcel slaagden er toch maar in om alle facturen te
betalen. Die 13 koeien moeten toch verdomd veel melk hebben gegeven.
In het boek komen ook enkele figuren aan bod. En een klein boerendorp in die tijd kan dat niet anders dan dat de Baron en de pastoor zijn.
Over
die Baron zijn zeker nog veel meer pagina’s te vullen na al wat me met hem
hebben meegemaakt. Hoe onze grootmoeder metje Maria onderdanig naar het kasteel
opkeek en Moeder en vader ons leerden dat we ontzag moesten hebben voor de
Baron, die was machtig en belangrijk en ‘deed veel’ voor de mensen. Wat dar
‘veel doen’ voor de mensen was is me nooit duidelijk geworden want al snel werd ons duidelijk dat die Baron op zijn Chinees uitgesproken vooral
een ballon was die, eens je erin prikte snel leeg liep en dus alleen lucht
bevatte. Over hem zijn er alleen anekdotes neer te schrijven, want veel inhoud
was er niet.
De pastoor uit het boek is dan wel niet de klassieke dorpspastoor van destijds. Niet de man met de soutane, die van boerderij naar boerderij trok om de jonge boeren duidelijk te maken dat ze zich niet aan hun huwelijksplicht mochten onttrekken en dus niet alleen op het veld moesten produceren, maar ook in bed. Nee, de Provense pastoor waarover het gaat was van een heel andere orde, sociaal en ruimdenkend…en zeker geen vriend van de Baron.
Met
die pastoor heb ik mijn ‘schoolstrijd’ beleefd. Toen ik na een wat onrustige
studententijd aan de twee sociale hogescholen dan besloot onderwijzer te worden
en probleemloos mijn diploma behaalde, leek ik voorbestemd om onderwijzer te
worden in de Provense school. De pastoor had al mijn carrière uitgestippeld:
eerst zuster Bernadette, de laatste schoolnon, vervangen in het eerste leerjaar
en dan later bij het op pensioen gaan van Lucienne schoolhoofd worden.
Maar
het bisdom, gesteund door het toenmalige COV, het Christelijke
Onderwijzersverbond, stak daar een stokje voor. Ik had mijn onderwijzersdiploma
behaald in het rijksonderwijs en kwam dus van de verkeerde kant. En wat de
pastoor ook probeerde om me binnen te halen, het lukte hem uiteindelijk niet.
Mijn onderwijzerscarrière bleeft beperkt tot enkele lange interims. Achteraf
gezien was het maar best zo. Want ik herinner me nog levendig dat toen ik
vanuit de Couthoflaan waar we toen woonden met mijn boekentas onder mijn rekker
op mijn fiets sprong om naar de dorpsschool te rijden, dacht ‘ zal dat nu mijn
leven zijn, elke dag met de fiets, dezelfde beweging, hetzelfde traject? en
begon ik lichtjes te hyperventileren’.
We hadden van jongsaf geleerd onze plan te
trekken, ik heb nooit lang moeten stempelen, de natuur riep mij, ik had ruimte
nodig en vond steeds opnieuw een uitdagende job.
Wat bij mij het meest is blijven hangen uit mijn kindertijd is de ruimte die we hadden als kind op de boerderij, het open landschap en de wilde natuur. Alhoewel we leefden zonder comfort, was het een luxe om in zo’n decor te mogen opgroeien. En als ik de psychologen en therapeuten een voorzet mag geven, dan is dat misschien toch wel de bepalende factor geweest voor de keuzes die ik later heb gemaakt.
We konden lopen waar we wilden, ons verstoppen als het
nodig was. We bouwden kampen, klommen in bomen, ploeterden in de veerdrinkpoel
en leerden spelenderwijs de wilde natuur kennen. We leefden permanent op een
immens avontuurlijk en natuurlijk speelplein. Dat gelukkig makend ruimtegevoel
heb ik altijd willen behouden, heb ik steeds opgezocht en is een rode draad
geworden doorheen mijn levensloop. Wonen en werken in de natuur, lange
afstanden lopen langs landelijke wegen, rugzakkentochten door de Alpen en op
die manier het kind in me laten voortleven. Daar kan niets tegen op. Dat gevoel
meegeven aan de komende generaties is altijd mijn betrachting geweest.
En de link met het boerenleven, die is nooit verdwenen.
Niet in mijn werk, niet in mijn vrije tijd. Het feit dat ik hier bij Belhop,
bij Annebel&Bart mijn boek mag voorstellen spreekt boekdelen.
Merci, Annebel & Bart, ik ben preus op wat jullie!
Merci Trees, ja voor zoveel dat het onbenoembaar is
geworden.
Om tot slot een veel gestelde vraag van straks nu al te beantwoorden: ja ik ga nog schrijven.
En om te flauwe grappenmakers voor te zijn: de titel zal
niet zijn ‘Mijn radijzen’ of ‘mijn schorseneren’ zijn maar zal gaan over mijn
belevenissen als conservator op de Blankaart gedurende de voorbij…jawel de tijd
vliegt…. 30 jaar.
>>>Fotoalbum (klik hier)
Redactie: Bertrand Vande Ginste – www.woumen.eu