Archeologen vinden Romeins brandrestengraf en aardewerk te Woumen
Archeologen
hebben bij opgravingen langs de Steenmolenbeekwegel, nabij het valleitje van de Steenmolenbeek(*) enkele opmerkelijke
vondsten uit de Romeinse tijdgedaan die dateren van
ongeveer, 57 v.Chr. tot 406 n.Chr. (**)
Film
Drie archeologen: Raph De Brant, Yelmer Debouck en Emiel
Vandewalle van het erkende archeologisch bedrijf
Ruben Willaert uit Brugge
(Sint-Michiels) groeven er een Romeins brandrestengraf met
een aarden gift schaal op.
Romeinen
cremeerden hun overledenen en begroeven de assen samen met enkele persoonlijke
bezittingen van de overledene. Deze persoonlijke bezittingen gaf men met de
overledene mee voor in het hiernamaals.
De vermoedelijke ouderdom van het brandrestengrafis 1.600 tot 1.900 jaar
(bijna 2.000 jaar).Het is de eerste keer dat er dergelijke archeologische
resten uit die tijdsperiode in Woumen en omstreken werden gevonden.
De houtskoolrijke
brandresten
en het aardewerk werden verder onderzocht door de dienst Archeologisch Erfgoed.
Overzichtsfoto van het uitgevoerde onderzoek, genomen vanuit het zuid-zuidoosten, met de kerk van Woumen op de achtergrond en de IJzertoren te Diksmuide aan de horizon.
Het onderzoeksgebied is ca. 2,99 ha groot en de gele cirkel duid het Romeins brandrestengraf aan.
Het archeologisch onderzoek werd uitgevoerd door archeologen van Ruben Willaert nv, vertegenwoordigd door Raph De Brant (erkend archeoloog /veldwerkleider) en Yelmer Debouck (RTS, archeoloog) en Emiel Vandewalle (archeoloog).
Vanwege de ligging nabij de frontlinies van WOI diende bij werkzaamheden
op het terrein rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van
niet-ontplofte geschutsmunitie. De mechanische graafwerken werden begeleid door een OCE-deskundige, teneinde de fysieke integriteit van het
uitvoerend personeel te garanderen.
Tijdens de terreinevaluatie werden 125 sporen geregistreerd, waarvan 9 natuurlijke en 116 antropogene. De antropogene betroffen 48 recente sporen, met onder meer drainage, en 68 archeologische. Het gaat voornamelijk om grachten en greppels, 41 sporen en bomkraters uit de Eerste Wereldoorlog, 20 sporen. Er werden ook 6 kuilen en 1 brandrestengraf aangetroffen.
Romeins brandrestengraf, ovaalvormig spoor van 1,04m op 0,78m. Het graf werd herkend aan de aanwezigheid van een houtskoolrijke band in één van de zijden en de aanwezigheid van aardewerk.
De aarden gift schaal bestaat
uit 10 fragmenten, waarvan 8 passende bodemfragmenten in reducerend
gebakken handgevormd aardewerk met verschraling met zwarte chamotte (479,7 g).
Er werden 5 randscherven en 29 wandscherven ingezameld uit de zeefstalen. Het betrof scherven in een zeer fijn, gedraaid, reducerend gebakken baksel. Het was zandig verschraald en bleek sterk verbrand (19 g). Het gaat zeer waarschijnlijk om een kleine container die mee op de brandstapel werd verbrand.
Deze vondst betrof fragmenten van ijzeren nagels die uit de vulling van het brandrestengraf werden gerecupereerd. Het gaat om 11 fragmenten (30 g).
Wandfragment in steengoed en werd aangetroffen in spoor 62, een NNW-ZZO-georiënteerde gracht, in de lengterichting van de huidige percellering.
Wandscherf in grijs, gedraaide aardewerk, met een zandige verschraling (21 g). Het werd niet in een spoor aangetroffen maar wel vlak naast het brandrestengraf. Het lijkt echter niet overeen te komen met het vondstmateriaal uit het brandrestengraf zelf.
Wandscherf in oxiderend gebakken, gedraaid met nog een sterk verweerd glazuurfragment (11 g). Het werd aangetroffen in spoor 52, een NNW-ZZO-georiënteerde greppel.
41 sporen en bomkraters uit de Eerste Wereldoorlog
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden voornamelijk agrarische off-site sporen aangetroffen die gedateerd kunnen worden in de nieuwe en nieuwste tijd. Enkele bomkraters en resten van munitie zijn te dateren in de Eerste Wereldoorlog, op basis van de luchtfoto’s gaat het voornamelijk om sporen van Belgische artilleriebeschieting te dateren rond de Derde Slag om Ieper. Het gaat om enkele grotere bomkraters aangevuld met meerder kleine, ondiepe.
In totaal werden 20 bomkraters aangetroffen in het archeologisch vlak. Het ging meestal om vrij kleine exemplaren.
De aangetroffen bomkraters zij niet zichtbaar op de luchtfoto van 1916 en komen voor op de luchtfoto van 22 maart 1918. Ze zijn vermoedelijk dus te situeren in de Derde Slag om Ieper, deze zone werd vermoedelijk door het Belgische leger beschoten. De aangetroffen munitie was divers maar met een duidelijke aanwezigheid van ogieven van de ‘Obus à mitraille met een fusée à double effet’, waarvan er 5 werden aangetroffen op 9 munitie-gerelateerde vondsten.
Het betreft hier, gezien de periode en locatie, vermoedelijk projectielen afkomstig van Belgisch geschut, maar van Franse makelij.
Het beperkte aantal bomkraters in de werkputten in vergelijking met de bomkraters op de luchtfoto doet vermoeden dat de meeste vrij ondiep waren. De harde ondergrond biedt hier mogelijk een verklaring.
Britse artilleriegranaat die werd aangetroffen in de vulling van een bomkrater, spoor 3, het betrof een afgevuurde Britse 18-pounder granaat.
Lederen schoenfragmenten aangetroffen in en bij een bomkrater.
Duitse afgevuurde geschutsmunitie, 15 cm.
Frans-Belgisch ogief van een 'Obus de 95mm à mitraille'. Het gaat om het bovenste deel van een schrapnelgranaat van Franse makelij maar vermoedelijk door het Belgische leger verschoten.
.
Ontsteker van Frans-Beglsiche mortiermunitie. Deze werd door metaaldetectie opgespoord.
Afgevuurde Frans-Belgische 75 mm
Ogieven van Frans-Belgische geschutsmunitie, de 'Obus de 95 mm à mitraille'.
(*) Landschappelijke en aardkundige situering Landschappelijke situering
Landschappelijk is het plangebied gelegen in de zandstreek.
Het grondgebied van Woumen situeert zich op de overgang van de grachtenrijke polders, de zogenaamde broeken van Woumen en de hoger gelegen uitlopers van de Midden-West-Vlaamse Heuvelrug, ook wel Rug van Westrozebeke genoemd. Deze rug strekt zich uit van Esen, nabij Diksmuide tot Zillebeke, nabij Ieper, als uitloper van het West-Vlaamse Heuvelland.
De belangrijkste waterlopen zijn de Houten Sluisvaart en de Stenen Sluisvaart die de Blankaartvijver ten zuiden van de broeken (ca. 67 ha) met de IJzer verbinden. In deze twee waterlopen monden kleinere waterlopen uit zoals o.m. de Walevaart, de Kerkebeek, de Noordkantvaart. De Blankaartvijver wordt op zijn beurt voornamelijk vanuit de hoger gelegen zandleemstreek gevoed door de Velkelokerbeek, de Ronebeek en de Steenbeek. Het plangebied zelf is gelegen tussen deze west-oost georiënteerde beekvalleien. Ca. 500 meter ten noorden loopt de Kerkebeek, precies ten zuiden loopt de Steenmolenbeek.
Het plangebied is gelegen op een hoogte die schommelt tussen de 6.2 en 7.8 m TAW. Het terrein helt duidelijk af in westelijke richting.
Hydrografisch is het plangebied gelegen in het IJzerbekken (deelbekken: Blankaart).
Geologie
Het projectgebied is tertiairgeologisch gelegen in het Lid van Kortemark (Formatie van Tielt). De Formatie van Tielt bestaat uit een fijn zandig en zandig marien sediment.
Het oudste lid is het Lid van Kortemark en bestaat uit horizontaal gelamineerd fijn zandig grof silt en kleiig-siltig zeer fijn zand. Het is afgezet in de overgangszone tussen de buitenkust en de open shelf."2
Op de quartairgeologische kaart staat de omgeving van het projectgebied gekarteerd als
Type 1. Dit type vertegenwoordigt een eolische afzetting van het Weichseliaan tot mogelijk Vroeg-Holoceen (zand tot zandleem). Deze afzetting kan eventuele hellingsafzettingen van het Quartair bevatten.
Bodem
De bodemkaart geeft op het overgrote deel van het onderzoeksgebied een matig natte zandleembodem weer. In het zuiden van het onderzoeksgebied langs de naamloze waterloop wordt een colluviale bodem weergegeven.
Het bodemtype Ldcz is een matig natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont met sedimenten die lichter of grover worden in de diepte. De bouwvoor is donker grijsbruin en onder de Ap komt een bleekbruin uitgeloogde horizont voor die aan de contactzone met de textuur B zwakke roestverschijnselen vertoont. De textuur B is verbrokkeld, sterk gevlekte en door oxidoreductieverschijnselen met bruinrode en grijze vlekken doorweven. Het materiaal wordt soms zwaarder of zandiger in de diepte. Op wisselende diepte komt dikwijls het Tertiair substraat voor. Roestverschijnselen beginnen globaal in het bovenste deel van de textuur B.
Het bodemtype Ldp is een matig natte zandleembodem zonder profiel. Het is een colluviale grond gekenmerkt door een laag recent geërodeerd sediment. Op geringe tot matige diepte komt vaak een textuur B voor of een Tertiair substraat. Het colluviaal dek onderscheid zich van het autochtoon zandleem door de aanwezigheid van kleine houtskool- en baksteenrestjes. Roestverschijnselen beginnen tussen 50 en 80 cm.3
(**) Het Romeinse Rijk bestond van 753 voor Christus tot
476 na Christus. Het viel in 285 na Christus uit elkaar in het West- en
Oost-Romeinse Rijk. Het West-Romeinse Rijk werd veroverd door een hoop
Germaanse stammen, maar het Oost-Romeinse Rijk bestond onder de naam
het Byzantijnse Rijk nog tot 1453. De hoofdstad was sinds 330 na
Christus Constantinopel. Op zijn hoogtepunt besloeg het Romeinse Rijk een
gebied dat van Schotland tot Iran liep en van
Midden-Duitsland tot Zuid-Egypte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten